Apr 152010

Allen zijn ten strijde getrokken is de titel van de autobiografisch roman van de Joodse schrijver David Vogel (1891-1944) over zijn verblijf in Franse interneringskampen aan het begin van Wereldoorlog II. Een prachtig, aangrijpend boek, zeker met de kennis van vandaag. Het verhaal is simpel. Weichert, de Oostenrijks-joodse-ik-persoon woont al jaren in Frankrijk als de oorlog uitbreekt. Zijn Oostenrijks paspoort bestempelt hem echter tot een burger van een vijandige mogenheid. Zoals talloze anderen moet hij zich op straffe van arrestatie melden bij de autoriteiten en wordt prompt ingerekend. Daarmee begint voor hem een Kafkiaanse tocht van negen maanden langs verschillende interneringskampen. Grote groepen mannen zitten daar samengesperst in benauwde, smerige en stinkende ruimtes. Directe lichamelijke nabijheid die afstotend werkt, zeker voor de individualist Weichert.

Wat zich aanvankelijk laat aanzien als een korte internering (iedereen moet voedsel, dekens, ondergoed, kleren, schoenen, enzovoort voor twee dagen meenemen) duurt en duurt maar, en de ik-figuur wordt allengs wanhopiger. Op het laatst is hij murw.

David Vogel is een goed observator. Haarscherpe waarnemingen en rake beelden wisselen elkaar af: of het nu gaat om de invallende winter, de kloof tussen armen en rijken in het kamp, luizen, ontberingen of om de willekeur van de almachtige Franse burokratie. Over zijn nieuwe vaderland schrijft hij vol ironie en het Byzantijnse gedrag van de Franse kampbewakers neemt hij genadeloos op de hak. Als de geinterneerden  bijvoorbeeld klagen over wantoestanden krijgen ze steevast als standaardsmoes te horen: ook de Franse soldaten aan het front hebben het niet makkelijk.

Toppunt van wanhoop, burokratie en ironie is een onderhoud met de Franse commandant van een interneringskamp over vrijlating. In de bittere bewoording van de ik-figuur:

Ik heb geen dossier over u aangemaakt, zegt de commandant doodkalm.

Geen dossier!

Gedurende de hele winter hebben ze eindeloos lijsten opgesteld, hebben ze duizend keer gevraagd waar je geboren bent, hoe je heet, wat de naam is van je vader en je moeder, hebben ze vingerafdrukken van je genomen, hebben ze je binnenstebuiten gekeerd, gewroet in al je verborgen hoekjes – en opeens vertelt hij koelbloedig dat hij geen dossier over je heeft aangelegd (…) hij is me eenvoudigweg vergeten! Zo kun je wel honderd jaar blijven zitten.

Als rode draad loopt door de roman de tegenstelling tussen natuur en de mensenwereld. De natuur beschrijft Vogel in warme en melancholieke tonen ondanks de ontbering. Hij maakt je opmerkzaam op de wisseling van de seizoenen, de bijzondere sfeer van een herfstdag, de intense kou die je als het ware zelf voelt, of op de weldadige zomerzon “over alles uitgegoten”.

In tegenstelling tot de lyrische natuurbeschrijvingen zijn de mensen in het boek bijna zonder uitzondering lelijk, bekrompen en egoistisch. Flaporen, spitse kinnen, vlezige lippen, bonestaken, kleine dikkerds zijn zo de kenmerken waarmee de medegevange vilein worden geportretteerd. Ook komen we in het interneringskamp het archetype van de sociaal-demokraat tegen: ene Kraus. Een geboren Oostenrijker, ex-militair, met een vaal gezicht en een dikke hangsnor. Kraus stond aan het hoofd van alle groepsleiders. Aan het slot van een dagelijks ritueel besteedde hij een afgepast aantal woorden aan kameraad-schappelijkheid en bracht de morele plicht in herinnering van degenen die over genoeg dekens, linnengoed, schoenen beschikten af te staan aan wie ze niet had. Zijn eigen koffers puilden overigens uit van linnenngoed, kleren en schoenen, allerlei jassen en stapels dekens”.

Alsof je Hermans leest!

David Vogel?. Wie was deze bijzondere man die uiteindelijk in Auschwitz vermoord zou worden.  Zoals gezegd een scherp observator, maar niet iemand van de participerende observatie. Regelmatig typeert hij zichzelf als een eenzame man die tobt met zijn gezondheid: toegewijde echte vrienden heb ik bijna nooit gehad. En uitgerekend mij moest het overkomen dat ik dag en nacht opeengepakt met vreemden moet samenleven zonder ook maar een ogenblik te kunnen uitwijken. Over de hoofdpersoon zelf  komen we in de autobiografie niet veel te weten. De twee mensen waar Weichert met sympathie over spreekt zijn zijn vrouw, die opgenomen is in een santorium, ergens ver weg, en zijn dochtertje die hij heeft moeten achterlaten bij vreemden. Vogel’s alter ego heeft duidelijk een misantropische inslag. In Shakespeare’s Richard II merkt een van de hoofdpersonen op: comfort is in heaven, and we are on the earth. Where nothing lives but crosses, cares and grieves. Met de laatste zin zou Weichert volledig kunnen instemmen, met de eerste niet. Zijn kijk op het paradijs is van een andere orde: de oorlog zal op een dag eindigen, maar ik weet heel goed dat ik waarschijnlijk bewegingsloos op mijn plaats zal blijven zitten, dodelijk vermoeid door alle omzwervingen. Een een paradijs zal er niet zijn. Overal waar mensen zich bevinden, daar kan het geen paradijs zijn.

Boven de boekbespreking in de NRC stond als kop: in het paradijs zijn geen mensen. Een kop die veel beter de lading dekt dan het teutoons klinkende Allen zijn ten strijde getrokken. In die ene zin over het paradijs zit Vogel’s levensfilosofie samengebalt.

“De oorlog zal op een dag eindigen”. Niet voor Vogel!. Op het einde van het boek gaan de geinterneerden opnieuw op transport naar een onbekende bestemming.  En dan begint een treinreis in veewagens die zo naargeestig aandoet, dat je alleen maar kunt denken aan de treinen die een paar jaar laten miljoenen joden naar de vernietigings-kampen in het oosten zouden deporteren. Het besef dat Vogel na de Franse capitulatie (15 mei 1940) vrijkwam uit het interneringskamp en nog drie jaar zou leven voordat hij zelf via zo’n trein werd afgevoerd, maakt het lezen van dit boek tot een bijzonder iets. Dat Vogel de moed en energie had om in die korte tijd zijn kampervaringen zo aangrijpend en beeldend op papier te zetten, maakt Allen zijn ten strijde getrokken tot een klassieker in zijn soort.

David Vogel, Allen zijn ten strijde getrokken, Meulenhof, 2005

Gambia 10 maart 2010

Leave a Reply

(required)

(required)