Aug 042010

Op 10 november 1891 stierf op 37-jarige leeftijd onder ellendige omstandigheden in een ziekenhuis in Marseille een van Frankrijks grootste dichters: Arthur Rimbaud. Hij leed aan botkanker. Enkele dagen voor zijn dood was nog één been geamputeerd, maar dat kon hem niet redden. Met Rimbaud verdween een van de kleurrijkste figuren uit de Franse literatuur van het toneel.

Tijdens zijn korte leven zijn slechts enkele gedichten van hem gepubliceerd, maar direct na zijn dood steeg zijn ster razendsnel.  Zijn dichtwerk wordt gelezen en herlezen en biografen hebben hun tanden stuk gebeten op deze uitzonderlijke figuur. Rimbaud spreekt tot de verbeelding en zijn leven is omgeven door mythes, gevoed door de magere details over zijn leven, enkele vage foto’s en de (vermeende) bekering op zijn sterfbed. Zijn biografie leest als een avonturenroman.

Vanaf de middelbare school heeft Rimbaud me gefascineerd en regelmatig ben ik teruggekeerd naar zijn werk en leven. Zijn verhaal is bekend. Rimbaud werd geboren in Charleville-Mezieres, een stad in de Franse Ardennen in een bijzonder vreemd gezin, waar zijn tirannieke en zeer vrome moeder hem het leven vergalde. Op zijn zestiende liep hij weg van huis, en belandde in Parijs, waar hij de oudere, getrouwde dichter Paul Verlaine ontmoette, met wie hij een spraakmakende liefdesaffaire kreeg, vol drank, drugs en geweld. Voor Rimbaud de manier om invulling te geven aan zijn dichterlijke levensfilosofie. De dichter moest immers een ziener worden, door een bewuste ontregeling van alle zintuigen.

De korte en heftige relatie zou eindigen met een pistoolschot in een Brusselse hotelkamer. Verlaine kwam in de gevangenis terecht, Rimbaud vertrok (weer) naar zijn ouderlijk huis en hun vriendschap behoorde definitief tot het verleden. Ze zouden elkaar nog één keer ontmoeten. Verlaine, een drankorgel eerste klas, herrees later als een new-born christian uit de misère, en Rimbaud zei spoedig daarna de literatuur vaarwel en begon een zwervend bestaan.

Verlaine op latere leeftijd                                   Rimbaud gewond in Brussel

Toen Rimbaud Verlaine ontmoette had deze als dichter reeds naam gemaakt. Via hem kwam Rimbaud in aanraking met de Parnassiens, dichters die op dat moment de poëzie domineerden met hun formalistische l’art-pour-l’art-poëzie. Hij werd algauw door hen verguisd vanwege zijn non-conformisme, en Rimbaud had op zijn beurt een grote minachting voor hun verkalkte poëzieopvatting.

In Parijs leerden Verlaine’s literaire vrienden Rimbaud kennen als een volstrekt onaangepaste, puberale provocateur: un monstre sacré. In niets meer gelijkend op de voorbeeldige scholier die schitterde in de klassieke talen en er voor de school prestigieuze prijzen mee won. Het wonderkind maakte met iedereen ruzie, zag eruit als een landloper en gedroeg zich ook zo. Hij stonk naar genialiteit zei een bekende over hem, en die uitspraak moet letterlijk genomen worden. Zich wassen deed hij niet,  hij zat onder de vlooien en stonk een uur uit de wind, maar dichtte geniaal. Victor Hugo zag in hem zelfs een nieuwe Shakespeare en Camus noemde hem de dichter van de opstand en de grootste van allen. Voor de Amerikaanse zangeres Patti Smith was hij de eerste punkdichter en voor Bob Dylan een bron van  inspiratie.

Rimbaud dichtte een klein oeuvre bij elkaar (zie de uitstekende bespreking ervan door Kiki Coumans (2007) onder de titel Poëzie van een raadselachtige revolutionair ( http://www.8weekly.nl/artikel/5437/). Rimbaud zag zich als een taalvernieuwer die mbv een nieuwe poëzie de wereld dacht te kunnen veranderen. Ik is een ander luidde zijn credo (een van de bekendste zinnen uit de Franse literatuur). Toen hij het hopeloze van die onderneming inzag, heeft hij op zijn 20ste de dichtkunst voorgoed vaarwel gezegd. Hij zou geen literaire letter meer schrijven. Over dat abrupt afscheid  is veel gespeculeerd, zowel over het waarom als over de vraag of hij in zijn latere leven toch nog (ongepubliceerde) gedichten heeft gemaakt.

Na zijn breuk met Verlaine meldt Rimbaud zich als vrijwilliger bij het Koninklijke koloniale leger (KNIL). Eenmaal in Java aangekomen, deserteert hij subiet (een gevaarlijk huzarenstukje)  en komt na vele omzwervingen uiteindelijk in Abbessinie terecht waar hij zich vestigt als koopman, handelsreiziger en wapenhandelaar. Ook zou hij gehandeld hebben in slaven, en veel voorkomende aan de wapenhandel gelieerde praktijk aldaar, maar dat is volgens zijn biograaf Robb een mythe.

De Rimbaud uit Oost Afrika is een ‘excentrieke” en “eenzame man” die zijn handelsreizen combineert met de exploratie van een onbekende wereld. Zijn ontdekkingsreizen doen niet onder voor de bekende grote namen, en de Franse Societe de Geographie wilde hem toevoegen aan haar reeks van beroemde aardrijkskundigen en ontdekkingsreizigers. Men vroeg Rimbaud om een korte autobiografie, een samenvatting van zijn ondernemingen en een foto. Hij beantwoordde de brief nooit. Een paar maanden later schreef hij als een teleurgesteld man wel aan zijn zus in Charleville: Vergeef me dat ik al mijn problemen vertel. Maar ik besef dat ik bijna dertig wordt (een half leven!) en ik heb mezelf uitgeput met het zwerven over de wereld, zonder dat het iets heeft uitgehaald (Robb, pg 375)

Van Rimbaud zijn weinig foto’s bekend. Een paar. De bekendste is een foto uit 1871 van de beroemde Parijse fotograaf Carjat waarop we een grimmig kijkende scholier zien. Als volwassene is er nog een foto uit 1883 uit Harrar maar die is van zeer slechte kwaliteit. Tot onlangs op een rommelmarkt in Parijs een foto van hem, vlak voor zijn dood, boven water is gekomen. De dichter en ontdekkingsreiziger verschijnt als een licht wazige, argwanend kijkende man, zittend op een veranda in Aden, Jemen, tussen andere Europeanen. Dichter Rimbaud krijgt een nieuw gezicht kopte de NRC. De foto werd gevonden tussen de kiekjes van de 19e eeuwse handelaar Jules Suel uit Aden, een man die Rimbaud goed kende en die zijn wapenhandel financierde. De aandacht die de recente foto van Rimbaud kreeg in de internationale media, waaronder de Engelstalige, duidt erop hoe springlevend hij nog steeds is.

Rimbaud in Harrar                                             Nieuwe gezicht van de dichter

Over Rimbaud zijn vele biografieën geschreven. Voor mij is de biografie van de Engelsman Graham Robb Rimbaud (2000) een eyeopener. Robbs indrukwekkend werk is in het Nederlands vertaald en uitgegeven door Bert Bakker. In een recensie in de NRC schrijft Bas Heijne treffend: Graham Robbs nuchtere kijk (…) heeft van Rimbaud inderdaad een volwassen figuur gemaakt, die weinig lijkt op de romantische boosaardige engel uit de literaire overlevering. Tegelijkertijd, en dat is de kracht van deze magnifieke biografie, verliest Arthur Rimbaud niets van zijn aantrekkingskracht en ook niets van zijn ongrijpbaarheid

Rimbaud’s biografie is Dichtung und Wahrheit. De hemelbestormer bezat vele gezichten en elke generatie heeft uit de spaarzame gegevens over zijn leven en de vele mythes rond zijn persoon een eigen Rimbaud gebakken. Op zijn manier heeft Rimbaud ook aan die mythevorming bijgedragen. Als een helderziende beschreef hij in het bekende gedicht Mauvais sang (Kwaad bloed) zijn afscheid van de dichtkunst, het vertrek uit Europa en zijn terugkeer:

Mijn dag zit erop. Ik ga weg uit Europa. Om mijn longen te zengen met zeelucht, mijn huid te looien in verre klimaten. Zwemmen, kruid verkruimelen, op jacht gaan, roken vooral; likeuren drinken zo straf als kokend metaal –brassen als onze brave vaderen rondom de vuren. Ik kom terug met gestaalde leden, een getaande huid, een laaiende blik; vanwege mijn masker word ik tot de machtigen gerekend. In bezit van goud luier ik rond, hang ik de beest uit. De vrouwen verplegen de woestelingen die ziek uit de tropen komen. Ik raak verwikkeld in de politiek.

Nu ben ik nog vervloekt. Ik walg van het vaderland. Het is maar het beste mijn roes uit te slapen op het kiezelzand. (vert Hans van Pinxteren).

Zijn voorspelde heroïsche terugkeer naar Europa met gestaalde leden was de goden verzoeken. Rimbaud kwam terug met botkanker: stervende. Afrika zou hij niet meer terug zien.  Zijn stoffelijk overschot werd overgebracht naar zijn geboortestad Charleville en daar onder regie van zijn moeder in alle stilte begraven.  Een witte grafsteen met de tekst Bid voor hem herinnert aan deze geniale man.

Franse origineel van bovenstaand citaat:

Ma journée est faite; je quitte l’Europe. L’air marin brûlera mes poumons; les climats perdus me tanneront. Nager, broyer l’herbe, chasser, fumer surtout ; boire des liqueurs fortes comme du métal bouillant, —comme faisaient ces chers ancêtres autour des feux.
Je reviendrai, avec des membres de fer, la peau sombre, l’œil furieux : sur mon masque, on me jugera d’une race forte. J’aurai de l’or: je serai oisif et brutal. Les femmes soignent ces féroces infirmes retour des pays chauds.
Je serai mêlé aux affaires politiques. Sauvé.

Maintenant je suis maudit, j’ai horreur de la patrie. Le meilleur, c’est un sommeil bien ivre, sur la grève.

Leave a Reply

(required)

(required)