Feb 082013

Een verkoelende bries trekt over het balkonterras van Hotel Residence Inn, Paramaribo. Tevreden reiken Gerard, Nico en ik (Ton Kolsteren) naar de zojuist met acht jaar oude rum ingeschonken glazen. De conversatie kabbelt voort op het rustige tempo dat in de tropen gangbaar is. Hoe we er op komen weet ik niet meer, maar we krijgen het over oude popliedjes. Het eerste singletje en nummers met romantische connotaties. Schielijk vullen we de glazen bij en alle ogen krijgen een glans. Gerard heeft een eigen blog en stelt voor om een bijdrage te schrijven over een popsong die eens erg belangrijk was. Een Proustiaanse queeste naar een verloren jeugd vangt aan. Ik zet in met mijn allereerste aanschaf: Neil Sedaka’s “Oh Carol”.

         

Oh Carol, I’m but a fool

         Darling I love you

         Though you treat  me cruel

         You’ve hurt me and you make me cry

         But if you leave

         I will surely die!!!!!

Mijn tweede single was Fats Domino’s “When the saints go marching in”. Daarna Bob Luman met “Let’s think about livin’ . De vierde aanschaf was een curieuze: Uncle Satchmo’s Lullaby van Louis Armstrong met het schattige Duitse zangeresje Gitte.  Uit de Duitse film “La Paloma” van 1959 stamt dit ontroerende duet. 

         Ich sage gut Nacht

         I say goodnight

         Ich traüme von dir & I dream of you

Dank Youtube dat je de beelden voor ons bewaard hebt!!!

De dagen dat ik mijn platencollectie begon op te bouwen waren nog verwarrende tijden. Verscheidene invloeden verdrongen zich om mijn identiteit te gaan vormgeven. Er was de overgang van de jaren ’50 muziek. Snackbar Marja (puntzakje friet: 15 cent, een vierkant zakje kostte 25 cent, sauskeus mayo of piccalilly)  in de Jan Evertsenstraat had een jukebox tussen het warme en het koude buffet. Grote jongens met Zündapps compleet met vossestaart  joegen gillende meiden de portieken in, drukten ondertussen met jaloersmakende nonchalance E5 in en dan kwam-i weer: Loyd Price’s ”Rock Personality”.

Ik had een oudere buurjongen, Peter Schotvanger, waar ik grote bewondering voor had. Ik mocht een keer bij hem thuis komen. Peter dronk wodka uit een conische fles van het merk Relsky en draaide muziek van John Coltrane. Hij liet me op pijnlijke wijze voelen dat ik te laat was geboren, dat de jazz onbereikbaar was. Een trots lid van de beatnikgeneratie.  Hij had wellicht gelijk, ook al reisde ik later virtueel Dean Moriarty en Sal achterna over de route 66.

Neen, mijn muziek werd die van de Stones. Niet de Beatles, want die muziek werd zelfs door mijn moeder wel gewaardeerd en dat was de dolksteek voor onze fabfour. Een bondgenoot vond ik in Henk de Vries, mijn beste vriend die helaas te vroeg is overleden. Henk maakte elke woensdag een omweg naar school via de Utrechtse straat. Daar bevond zich toen al Concerto, de platenzaak van Amsterdam. Als service hadden zij vanaf  woensdag de top 20 van Engeland en cashbox top 20 van de VS in de vitrine hangen. Henk hield ons zodoende up-to-date. Het was nog niet zo eenvoudig om de nummers ook echt te horen. Popprogramma’s op de radio waren een zeldzaamheid: je had “Tijd voor teenagers” op de zaterdagmiddag, maar dan moest je nog verdomde snel naar huis fietsen van school om niet een groot deel te missen. En radio Luxemburg natuurlijk, maar dat kostte dan wel weer wat nachtelijke uurtjes.

Popmuziek: een eindeloze reeks herinneringen komt op. Het is een beetje als mijn boekenkast; je kunt er een hele ontwikkelingsgang in terug vinden.

 Here it comes again, that feeling… here it comes again!

Vrienden, kom vul mijn glas nog eens bij!!!

Leave a Reply

(required)

(required)